© Arnold Waardenburg Toen in 1972 de Peugeot 104 werd geïntroduceerd als nieuw model in de Peugeot-familie, was mijn vader direct geïnteresseerd. Was daar eerst nog de reden dat een auto met een kofferbak toch wel erg handig was voor een gezin met kinderen, dit keer was klein en zuinig de reden om een nieuwe wagen aan te schaffen (zo is er altijd wel een excuus om wat nieuws te kopen: kleine draaicircel, zuinig, grote laadruime, trekt de caravan prima, leuke kleur, schuifdak of die handige sigarettenaansteker).
Dus de 204 werd ingeruild voor een fabrieksnieuwe glimmende 104 in de kleur, eh, tja, mosterdgeel, eistruifgroen of iets van die strekking. Apetrots was hij ermee. Wat ik jammer vond, was dat de stuurversnelling was ingeruild voor een pook uit de vloer. Wel gingen we er fijn mee op vakantie en op de terugweg werd steevast gestopt bij het Monument op de Afsluitdijk (ik weet niet meer of dat was om hem te laten afkoelen, maar dat geef ik het voordeel van de twijfel). Wat ook jammer was, was dat je beter niet de eerste serie kunt kopen. Het ding was zo lek als een mandje als de regen met bakken uit de lucht kwam. Iets met een rubber bij het voorraam. Dit frustreerde mijn vader dan ook enorm en na niet zo heel lang (waarschijnlijk na berichten over de modificatie van het rubber) werd de groen/gele ingeruild voor een correct jaren '70 oranje exemplaar. Op een van de bijgevoegde foto's is hij te zien naast de Simca 1100 (serie 1) van de oom van mijn moeder. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus mijn vader had bedacht dat zo'n 104 een prachtige auto is/was, maar dat zo'n 204 die hij 'vroeger' had, iets meer ruimte bood. Tijd om over te stappen op de 97-GH-67 die nu voor de caravan werd gespannen. Kortom, pa heeft twee 104's gehad (niet versleten). Ik heb er niet zoveel herinneringen aan. Waarschijnlijk omdat het 'gewone' auto's waren waarmee je van A naar B reed. Meer indrukken kwamen daarna. Er brak een revolutie uit in huize Waardenburg. Er volgde een breuk met Peugeot (iets met onenigheid over de inruilprijs geloof ik) en er werd samen met de buurman een Citroën GS aangeschaft. De 10-TM-47, maar daarover in het volgende verhaal meer...to be continued. Arnold Waardenburg
0 Comments
© Thorvald van der Westen Zomer 2011. Op vakantie in, natuurlijk, La Belle France. Ik was gelokaliseerd in departement Haute-Garonne (31) dicht bij Toulouse. in het dorpje Cintegabelle om precies te zijn. Hier had ik een huisje gehuurd bij een Nederlandse man die landbouwmachines importeerde vanuit Nederland. Na een aantal dagen rondrijden in de omgeving, krijg je toch bepaalde routes die je rijdt naar bijvoorbeeld de supermarché. Op één van deze routes reed je langs een industrieterrein, waar onder andere het bedrijf van de Nederlandse meneer was gevestigd, zo zou later blijken. Ik heb een erg oplettend oog op Franse klassiekers gebied dus na één keer langsrijden zag ik hem al staan op het terrein van één van de bedrijven; een witte Renault R4 bestel.
Op een gezamelijke barbecue bij de Nederlandse meneer bracht ik hem ter sprake. De Renault stond op zijn terrein, en hij wilde er vanaf! Hij was van een vriend van hem die naar Afrika was voor langere tijd. De volgende dag meteen wezen kijken, stukje in gereden en wat uitleg gekregen over de auto. Het is een Renault R4 F4 Sinpar uit 1979. Een familiale, want hij heeft achter schuiframen en een bank. Ik vond het een erg leuke auto om een begin mee te maken in de oldtimerwereld. Een bod gedaan en weer naar huis. Thuis via de e-mail te horen gekregen dat mijn bod was geaccepteerd en hij zou de Renault zo snel mogelijk op transport naar Nederland doen. Dit kon vrij makkelijk mede door het bedrijf wat de man had. Na 2 maanden stond hij voor de deur. De intentie was om de Renault in zij geheel te restaureren. Na wat proefritjes bleek er een kapotte homokineet te zitten in de linker voorste aandrijfas, en in het Sinpar systeem. Uiteindelijk is hij de schuur in gegaan en daar eigenlijk een jaar onaangeroerd blijven staan. Ik heb uiteindelijk besloten hem van de hand te doen. Naar iemand die er tijd voor heeft. Ik kwam niet uit met mijn studie, dus met pijn in het hart is hij verkocht. Aan een Renaultverzamelaar, dat gelukkig wel. Thorvald van der Westen © Marc Noordink De Simca 1100: inmiddels een bijna vergeten auto, maar ooit, vooral in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, stonden de straten er vol mee. In Frankrijk natuurlijk, maar ook hier. Het was een ronduit briljant ontwerp dat zijn tijd bij de introductie vooruit was, maar de 1100 had het geluk dat die tijd dan toch nog tijdens zijn actieve loopbaan kwam. Een echte hatchback toen er behalve de Renault 16 nog geen hatchback op de markt te vinden was. En voorwielaandrijving en motor en bak dwars voorin, een redelijk unicum in 1967, maar nu al vele jaren de industrienorm. Inderdaad, de 1100 dateert van 1967 en het succes begon rustig aan. Het publiek moest kennelijk toch nog even wennen; met wat aanpassingen (grotere achterklep en achterruit), de groei van het aantal varianten en een geslaagde facelift werd de 1100 in de loop der jaren een regelrechte bestseller. Het briljante ontwerp werd helaas niet helemaal ondersteund door de kwaliteit van de productie. Die was niet zo erg goed, met als meest opvallende symptomen erg luidruchtige motoren (snel slijtende kleppenwinkel, met als enige remedie iedere 5000 kilometer kleppen stellen), zwakke synchronisatie in de versnellingsbak (al na enkele tienduizenden kilometers moesten de één en twee het vrijwel zonder synchronisatie doen) en een zeer actief roestspook. Het is de 1100 inmiddels vergeven, nu bijna alle exemplaren weer tot stof vergaan zijn. Is het een klassieker? De 1100 voldoet eigenlijk niet helemaal aan de voorwaarden, met zijn burgermansbestemming en groot aantal geproduceerde exemplaren. Maar juist omdat ze er niet meer zijn en de generatie die ze heeft meegemaakt uitdunt, groeit de mythe wel. En ik help daar graag aan mee!
In de brede reeks van uitvoeringen en modellen was er eind 1973 ineens een echte klapper: een GTI en hot-hatch avant-la-lettre, de 1100TI. Voor die tijd echt iets bijzonders, met grotere 1294cc motor, gevoed door (zeer exotisch) twee dubbele Weber carburateurs, met aangepast onderstel, met mooie standaard lichtmetalen wielen, met allemaal extra metertjes in het dashboard, met decente spoilers voor en achter en vooral: het geweldige vooraanzicht met maar liefst acht lichtornamenten, waaronder breed- en verstralers! Een fabrieksfoto van een donkergroene 1100TI hing daarom een paar jaar aan de muur van mijn jongenskamer. Toen ik in 1979, na het vrijkomen van de Zilvervlootrekening, een vervanger van mijn eerste autootje zocht, werd het een gedroomde rode 1100TI uit 1975. Ik had nog niet helemaal door dat de betaalbaarheid van gebruikte 1100’s iets te maken had met (gebrek aan) productiekwaliteit. Er stonden behoorlijk veel kilometers op de teller (98.000). Maar, de onderhoudshistorie was compleet en de auto was netjes. Het olieverbruik bleek hoog te zijn, maar vooral die versnellingsbak vroeg aandacht. Dat was geen klikken van de ene naar de andere tandwielcombinatie! Het is nu 35 jaar geleden, maar nog steeds voel ik dat mechanische schuiven/schuren van de lange pook om voorzichtig een versnelling in te leggen. Terugschakelen naar één ging helemaal niet meer met rollende auto en naar twee ging dat slechts met veel beleid en tussengas. Maar toch, ik bleef er trots op en heb er zeker ook lekker mee gereden. De besturing was loodzwaar, maar zorgde er tevens voor dat de auto als op rails rechtuit liep. En de motor met zijn twee dubbele carburateurs startte zonder choke, liep dan een beetje protesterend maar trok eenmaal opgewarmd fantastisch. Foto’s nu: met vrienden, in het bezit van een 1100 Spécial uit 1974 (ze waren populair, die 1100’s) gingen wij in augustus 1979 naar het Zuiden van Frankrijk, Argelès-Plage om precies te zijn. Voor het rijplezier volledig binnendoor over kleine weggetjes. Als je je bij het zien van de foto’s afvraagt hoe we er nu uitzien als we vijfendertig jaar geleden al zo lelijk waren … geen commentaar! Maar de liefde voor de 1100, die is er nog altijd, zo’n dikke TI zou ik zo weer willen hebben! Marc Noordink © Arnold Waardenburg Na een aantal VW Kevers met wisselend succes te hebben gehad, vond mijn vader het in 1969 tijd voor een wat ruimere auto voor het gezin. Wij waren inmiddels met zijn vieren (pa, ma, ik en mijn broertje) en een auto met een serieuze kofferbak zou toch wel handig zijn.
Zijn oog viel op een tweedehands Simca 1500 die was ingeruild bij Peugeot Garage Den Besten in Hippolytushoef. Na wat onderhandelingen was het onze gezinsauto geworden. Volgens pa reed de auto goed de eerste maanden. Het was per slot van rekening een 1500cc motor en daar zat genoeg pit in. Helaas begon na enige tijd de malheur. Zo raakte de koppakking lek, het uitlaatspruitstuk idem dito. Daarna bleken de lagerschalen versleten en moesten ook worden vervangen. Ook vertelde hij dat hij op een gegeven moment op een weg een bocht inging. De auto helde over uiteraard, echter na de bocht bleef hij in deze stand staan en waren de schokdempers vastgeslagen. Moedeloos van al dit leed klopte mijn vader aan bij zijn vader met het treurige verhaal. Mijn opa, een geweldige kerel, kon het niet langer aanzien en trok zijn portemonee.Mijn vader kreeg 3000 gulden van hem om een andere wagen te kopen. Dit werd, wederom bij garage Den Besten, een Peugeot 204 welke hij nieuw kon aanschaffen (moe geworden van al dat gesleutel aan een tweedehandsauto). 1970 was het. Dit is ook de auto waarbij mij de herinneringen beginnen (ik ben uit 1965). Ik weet nog dat ik het geweldig vond om mijn vader bezig te zien aan het stuur met de stuurversnelling. Hoe de auto steeds harder ging rijden door zijn vaardige handen. Ook het karakteristieke motor 'gejank' kan ik mij nog levendig herinneren. Het merk Peugeot beviel goed en toen in 1972 de 104 uitkwam werd de 204 ingeruild voor een mosgroene 104. Daarover in het volgende verhaal meer... Arnold Waardenburg © Pim Berends In 2002 was ik mijn Traction aan het restaureren en wilde toch wat ouds rijden. Ik wende ik mij weer tot de bevriende Citroën garage die ditmaal een zeer originele GS club 1979 had geïmporteerd uit de Languedoc van de 1e eigenaar met slechts 64.000 km. Enkele jaren daarvoor hadden we daar op hetzelfde adres al een mooie DS opgehaald van de zoon des huizes en ik kon mij nog herinneren dat de GS daar toen ook in de schuur stond. Gave auto met wat gebruikssporen in een bruine metallic kleur met een bruin interieur. Toen mijn traks weer gereed was, stond de GS eigenlijk in de weg en moest in de winter elders worden gestald. Achteraf wel spijt dat ik haar heb verkocht en ik zag dat ze onlangs weer in andere handen is overgegaan. Mocht iemand deze auto of de eigenaar kennen, laat het mij even weten want ik ken de complete historie.
Pim Berends © Pim Berends Een vriend van mij was Citroën dealer in Raalte en hij had een mooie zilvergrijze GSA X3 uit 1984 te koop met ruim 140.000 op de teller. Op dat moment was deze auto nog maar 10 jaar oud en na een grote beurt stond ze voor mijn deur. Helaas wel buiten want ik had maar stallingsruimte voor 1 auto en daar stond mijn Traction Avant in. De GSA was voorzien van een LPG installatie die als enige nadeel had dat je met name in de winter, 's avonds wel even de laatste meters op benzine moest afleggen anders wilde ze de volgende ochtend niet meer starten. Tegenwoordig zijn deze installaties gelukkig een stuk verbeterd. Ik was verder erg tevreden over de GSA en met name de 5 bak in combinatie met de 1299 cc maakte het een aangenaam vervoermiddel. Ik kocht er nog een sloop GSA Service bij omdat daar mooie lichtmetalen velgen opzaten die dus onder de X3 kwamen te zitten. De Service heb ik naar de sloop gebracht want die raakte ik aan de straatstenen niet kwijt ondanks de nog draaiende motor. Bij de APK keuring kwam aan het licht dat het achterste subframe van de X3 haar beste tijd had gehad en ik besloot daarom om haar te koop te zetten na de 30.000 km die ik er in 1,5 jaar mee had afgelegd. De nieuwe eigenaar in Delft was van dit defect op de hoogte maar zou het gaan repareren. De auto bestaat niet meer.
Pim Berends © Herman Spannenberg Mijn eerste nieuwe auto was een Renault 11 TD in de Cheverny uitvoering. Menigeen denkt bij TD aan Turbo Diesel maar dan moet ik u teleurstellen.
De T staat voor het uitrustingsniveau = Tergend kaal en de D is om aan te geven dat het hier om een 1700 cc zelfontbrander gaat. Een heerlijke automobiel, zeer comfortabel en zeer zuinig en met de CAV brandstofpomp ook nog uiterst vermakelijk. Je wist namelijk nooit hoe hoog de topsnelheid van de auto was. soms ging de naald niet verder dan 140 km/h en dan weer ging de wagen gezwind naar de 160 km/h. Ik heb mij er nooit aan gestoord. De 11 was comfortabel en betrouwbaar en zo kaal dat er niets aan de wagen kapot kon gaan, immers, wat er niet op zit... Het kan natuurlijk zijn dat ik er met een roze bril naar kijk maar het was wel mijn eerste echt nieuwe auto en als jonge vent van 23 jaar was ik zo trots als een aap. De Escort die ik vervolgens zakelijk voor de kiezen kreeg was een stuk minder flamboyant. Herman Spannenberg © Peter Drijver Mijn vader werkte bij de Verkadefabriek en had een 'auto van de zaak'. In 1956 gingen we op kampeer-vakantie met de Ford Versailles, een echte V8 die op vakantie nogal eens overkookte. Links mijn overleden broer Frans, rechts -met beer- ben ik. Verkade had een hele sleep van deze autoos -na de positieve ervaringen met de oudere Ford Vedette. Diezelfde auto met wit dak werd gefotografeerd door Eddy de Jong in oktober 1958 bij het huwelijk van de nicht van directeur Co Verkade. Het jaar erop in 1957 gingen we op vakantie met een andere Verkade auto, de tweekleurs Renault Frégate mét imperiaal. Blijkens het album knapte onderweg de voorruit. In 1964 gingen we –vader, moeder, 4 zoontjes– kamperen in Bretagne. De 'auto van de zaak' was inmiddels een Ford Zephyr 6 geworden -die met vinnen. Op de camping nog Arondes, PL17, 203's en zelfs een Traction. Juist op die vakantie begon ik ook de Panhards te determineren: de Dyna Z, de PL 17's met hun verschillende achterlichten, gladde wieldoppen of geribde remtrommels. Nu, een halve eeuw verder heb ik zelf 3 rijdende Panhards en ben ik voorzitter van een hele fijne Panhardclub.
Peter Drijver © Herman Spannenberg Hierbij de foto's van mijn vaders oude R16, die wij na een overschot aan Opels nieuw uitgeleverd kregen. De auto was beige en reed op LPG, waarbij in die tijd sprake was van een binnenvulling. Dus na iedere tankbeurt kwam er een smerige gaslucht het interieur binnen drijven. Wat mij altijd bij is gebleven, is de gangwissel die door middel van een stuurpook werd bediend. Als jochie keek ik met verbijstering naar de soepelheid waarmee mijn vader deze ingewikkelde constructie iedere keer weer tot een goed einde bracht. Later kocht ik zelf een Fiat 1500 confort. En sinds die tijd weet ik dat een versnellingspook tussen de beide voorstoelen niets te maken heeft met evolutie. Een versnellingshendel hoort gewoon aan de stuurkolom.
Mijn vader moet een vooruitziende blik hebben gehad, want de kolenloods achter het huis (met ruimte voor minstens 10 klassieke auto's) is inmiddels afgebroken... Herman Spannenberg © Pim Berends In 1990 kocht ik deze bordeaux rode 204 uit 1974 om dagelijks te gebruiken waar mijn Traction Avant minder voor geschikt was. De Peugeot was gerestaureerd en reed heerlijk comfortabel en voorzien van een niet geheel lekvrij schuifdak. Na 3 jaar begon heb ik haar weer verkocht en helaas is ze een paar jaar daarna gesloopt. Zo’n Peugeot is tegenwoordig in ons land zeldzamer dan een Traction Avant.
Pim Berends |
AlbumFranse voitures uit het familie-album. Auto's die u ooit zelf bezat, die een bijzondere rol speelden in uw familiegeschiedenis of die anderszins indruk hebben gemaakt. Index
All
Archives
June 2020
|
|
© www.routenationale.com 2010-2017
|