© Kees-Jan Smit Het begint bijna een traditie te worden. Elk jaar koop ik tijdens de zomervakantie in Frankrijk wel een fiets. Ik bedoel geen omafiets of racefiets, maar zo’n heerlijk eind jaren ’60 / begin ’70 ultiem Frans toerfietsje. Zoééntje met een derailleur en veel versnellingen, velgremmen, dun zadeltje en van die dingen die voor ons Hollanders een beetje raar zijn, maar o zo mooi. Bijvoorbeeld een dynamo op het achterwiel, een bagagedrager zo dun dat je er je lief niet op kan meenemen en vleugelmoeren op de wielen.
En overal staan merknamen op, zo ook op mijn paars metallic Régina Sport waar ik het nu over heb. Alu-Dur kettingkast, Sport 48 remmen, Simplex derailleur en Onleesbaar trappers. Mooi detail is gek genoeg de bandenmaat: 650B. Dat is een beetje een cult-maat onder randonneurs. Er liggen nu nog twee oude Hutchinson banden op, zwart loopvlak en beige wangen. Er zijn van GrandBois ook nieuwe leverbaar, zwart met rood… oei... Maar wat eigenlijk nog het allermooiste is, zijn de twee tasjes die aan de begagedrager hangen. Vlammend rood vinyl met witte biezen afgezet en onderop hetzelfde dessin wat je gisteren, toen je nog zes was, op je kojboj-laarzen had. Even schoonmaken, de remmen en versnellingen nalopen, het achterwiel recht afstellen en een testrit naar het zwembad maken. Kees-Jan Smit
0 Comments
Ik heb het gefikst. De benzinelekkage, eigenlijk een beklemmend probleem, is opgelost. Waarom dit beklemmend is komt door de beeldvorming. Een uitgebrande klassieker is geen onbekend beeld tegenwoordig en als er achter het schitterende dashboard de dreiging van een benzinelekkage is, zit je geen minuut rustig meer. Zeker niet als het geen vermoeden is. Met speciaal gereedschap, je kunt eigenlijk niet zonder bij een injection, is de leiding gedicht. Nu nog een paar losse benzineslangen preventief vervangen en een nieuw filter monteren. Maar nog even wachten op de 504, die houdt de brug met een al bijna nieuwe benzineleiding nog bezet. Rijden is het devies. En dat gebeurt nog steeds maar mondjesmaat. Alle excuses zijn voorhanden. Tijd is schaars en de spaarzame uren doorgaans goed gevuld. Het houtwerk van het huis verdient een schilderbeurt, het continue proces in de tuin. En er moet ook gefietst worden, en vele dagen per week gewerkt. Dat soort dingen. Maar gaandeweg verdwijnt de schroom. Een paar weken voordat we het 20-jarig samenzijn vieren (de 404 coupé en ik), doe ik een moedige poging tot het niet hypogonderen. Alle geluiden horen erbij, als de motor uitgezet wordt zal ze gewoon weer starten. En het voorkomende probleem dat ieder voorjaar terugkomt. Dat het blok niet snel aanslaat en dan onherroepelijk verzuipt in opgepompte benzine, kan ik eenvoudig tackelen door even een stekker kort te sluiten. Bij de injection wordt tijdens het starten via een elektromagnetische verstuiver die aan het einde van het inlaatspruitstuk is gemonteerd, extra benzine ingespoten. Door de stekker even los te halen voorkom je bij een aarzelend aanslaande motor die extra benzinetoevoer, die het blok gegarandeerd laat verzuipen. Dus met een grote broek aan rijd ik naar Groningen om daar Superbenzine te tanken. En zet de motor af. Het vloeibare goud stroomt weelderig naar binnen en na de tankdop afgesloten te hebben, steek ik de sleutel in het contactslot. De 404 slaat meteen aan. Bijna te enthousiast. Een week later rijden Mirte en ik een relatief lang rondje, elke brug over het Eemskanaal die we willen nemen, staat open, tot de derde aan toe. We komen inmiddels bij Appingedam uit en hebben Delfzijl in het vizier. De 404 doet geen slag verkeerd. Niet te warm, niet te koud. Ik kocht de 404 in Wijhe, na een tip van een collega-liefhebber. Zijn plaatsgenoot en stallingsmaatje had deze 404 te koop. Ik schrijf de 404 coupé op mijn naam in het postkantoor van het landerige plaatsje Raalte. Ze staat op mijn naam sinds 13 juni 1998. Helaas zijn de publieke reacties wat minder dan mijn eigen kijk op de 404 coupé. Ik oogst veel meer reacties met de net verkochte 404 berline van 1964. Het gemiddelde publiek kent en herkent de 404 coupé helemaal niet. Enkele weken eerder reed ik een plaatselijk opwarmrondje in Westerbroek, en die opwarming ging veel te snel. Het was 30 graden buiten, maar voor ik het dorp uit was, bleek de koelwatertemperatuur al dusdanig alsof ik de Mont Ventoux aan het beklimmen was. Ik wist niet hoe snel ik terug moest komen zonder de temperatuur hoger te laten komen. Kansloos, elke snellere ademtocht deed het koelwater stijgen. Thuis bleek het koelwater uit de radiateur zo goed als verdwenen. Ik zweette hete waterdruppels. Toch niet weer de koppakking? Nee, de olie is schoon, hoewel dat niet alles zegt. Maar de thermostaat lijkt goed. Als een ei in een steelpannetje heb ik deze gecontroleerd. De waterpomp is de volgende verdachte maar ik zie het nog even aan. We hebben nog geen grote reizen op het programma, eerst maar eens de kilometers vol maken om de kopbouten aan te trekken. En dat gaat nu heel snel lukken. Het rijden is weer een plezier. De remmen hoor je, alles komt weer los. Auto’s horen te rijden. Nu, na 20 jaar samen en een hoop lief gedeeld te hebben en weinig leed, doet me dat helemaal niets meer. Ik heb deze coupé voor ons, niet voor de buitenwereld. Over een paar honderd kilometer trekken we de kopbouten aan en schrijven we hopelijk een verse APK bij. Dat waren er slechts 1.000 kilometer in twee jaar. Dat gaat niet weer gebeuren.
Wim Noorman |
BlogsBelevenissen met de Franse klassieker, ontmoetingen met liefhebbers, restauratie-projecten en trouvailles langs de route. Index
All
Archives
April 2020
|
|
© www.routenationale.com 2010-2017
|