© Kees-Jan Smit De werkzaamheden aan mijn DSpécial vorderen gestaag. Vorige keer berichtte ik nog over de lijst met kleine klusjes die aan de auto gedaan moesten worden, daarvan kunnen we er inmiddels al een heleboel wegstrepen. Ik probeer zoveel mogelijk zelf te doen, maar soms is een klus zo gespecialiseerd dat ik professionele hulp inschakel. De twee nieuwe voorbanden monteren en balanceren bijvoorbeeld, dat kan ik niet zelf. En de remschijven slijpen ook niet. Beide klussen zijn dus door garages gedaan.
De ooit witgeschilderde velgen opknappen was een klus waar ik al sinds de aanschaf zin in had. Mijn DS heeft de kleine wieldoppen zodat je relatief veel van de velg ziet. De velgen van mijn DS waren af-fabriek de Citroënkleur AC140, wielengrijs. Een lichte maar toch warme grijstint. AC140 is mooi, het is zelfs mooi als het door de tijd mat geworden is of zelfs als het vliegroest heeft. Dat de klakkeloos wit geverfde velgen weer grijs moesten worden is voor mij dus een no-brainer. Het eerste wiel heb ik als uitprobeersel opgeschuurd, netjes afgeplakt en in de primer gezet. Wat ik niet had verwacht is dat die primer reageerde met de witte verflaag die er onder zat. Vriend Jorn raadde mij aan om rode ijzermenie als grondlaag te gebruiken en dat werkte perfect. Daarna met een kwast aflakken in AC140 dat ik had laten mengen als schilderverf. Dat vonden ze wel raar bij de autolakkenwinkel (want ze mengen eigenlijk alleen maar spuitverf en dat is veel dunner), maar ze hebben een prachtige dikke verf voor mij gemaakt. Met de kwast zet ik het snel en zo dik mogelijk op, zonder zakkers te krijgen, dat is de kunst. De andere wielen kregen daarna dezelfde behandeling. Het resultaat is fraai! Als je goed kijkt zie je wel dat de laklaag niet zo strak is als bij gespoten velgen, maar het zou mij verbazen als het iemand ooit opvalt. Omdat de voorwielen er toch af waren, kon ik mooi de gelegenheid gebruiken om het hele voortrein door te smeren. Fusees, assen en de ophangingspunten van de draagarmen kregen de vetspuit op bezoek. Ook kun je dan meteen wat kleine dingen meepakken, even een rubber goed op zijn plek zetten, een loshangende kabel weer vastzetten, een schuifstekkertje schoonmaken, dat soort dingen. Het stelt niet zoveel voor, maar met al die kleine klusjes ben je zo weer een uurtje verder. En - ook niet onbelangrijk - voor de niet zo ervaren DSleutelaar geeft het een enorm gevoel van voldoening, alsof je goed bezig bent en kennis van zaken hebt. Gelukkig kan ik ook heel hard om mijzelf lachen op dat soort momenten. De CX-stoelen heb ik er uit getrokken en aan een CX-specialist gegeven. De originele DS voorstoelen heb ik teruggezet en die staan prachtig. Het skai heeft echter wel de neiging om in repen te scheuren, mijn voorstoelen zijn daar het bewijs van. Ook is de vulling versleten, voor nu is dat niet heel erg want ik ben twee meter lang en zit nu lekker laag. De achterbank had een flinke scheur op de bovenkant van de leuning, maar bij het magazijn van de DS club vond ik een heel exemplaar. Een beetje vies was hij wel toen hij uit de stapel met banken tevoorschijn kwam, maar na een flinke schoonmaakbeurt stond er toch weer een pracht van een leuning. Voorstoelen hadden ze helaas niet, maar ik heb nog een ander lijntje uitstaan daarvoor. De bekleding van de C-stijlen, de zogenaamde ‘oortjes’ zoek ik ook nog, die vind ik ook vast wel ergens. Ik vind het wel leuk om de interieurdelen bijelkaar te sprokkelen. Een nieuw interieur kan ook, die zijn zo te bestellen op het internet, maar dat is niet de sport. Mijn DS knap ik budgetvriendelijk op en dan moet er wat meer gezocht worden op zolders en in loodsen naar gebruikte maar goede delen. Het leuke daarvan is dat je op gekke plekken komt en leuke mensen leert kennen. Bij het clubmagazijn nam ik ook alle benodigdheden mee om de kleppen te stellen en de olie te verversen, maar dat is voor een volgend blogje. Kees-Jan Smit
1 Comment
© Kees-Jan Smit Na de verkoop van mijn Break zat ik een beetje in een vacuüm. De DS bleef ik ongelofelijk mooi vinden, maar de stapel garagerekeningen die de Break in een jaar at was aanzienlijk. Dus ik had een zinnige afkoelperiode ingelast. "Ooit komt er wel weer eentje", hield ik mij voor, en ergens in mijn gedachten hield ik dan een termijn van over een paar jaar aan.
Afgelopen vrijdag, midden oktober, hielp ik een vriend wat spullen te verhuizen naar een grote loods in Lelystad. De eigenaar van de loods bleek een hele mooie DS23 Pallas te hebben. Nadat we die bewonderd hadden, liepen we de loods in en daar lag onder wat doeken nog een Snoek. Eerst schonk ik er niet veel aandacht aan, we kwamen immers om een stellingkast te bouwen en die vol te zetten met de te verhuizen spullen. Dat ging voor. Toen alles gebouwd en ingeruimd was, kon ik het toch niet laten om even het doekje op te lichten om te kijken wat voor Snoek daar lag. In ieder geval een ID, want hij had kleine wieldeksels. En de kleur was donkergroen, waarbij je al snel kon zien dat de laklaag er weliswaar lekker dik op zat, maar ooit met de Franse slag (of met de Moulinex stofzuiger) overgespoten was. De eigenaar kwam aan met de sleutels, even een stukje rijden? Hij is te koop hoor. Tsja, daar, op dat moment, in die loods, stond ik opeens een beetje verliefd te worden op een Snoek. Veel sneller dan gepland ook nog. Proefrit. De remschijven trillen wat, de voorbanden zijn kaal, voorin is het originele meubilair vervangen door CX-stoelen (de originele voorstoelen waren gelukkig nog wel bij de auto) en je merkt aan een paar kleine dingen dat het hoog tijd is voor wat onderhoud. Een kleine onderhoudsbeurt (olie verversen en doorsmeren) zou al wonderen doen. Onder de auto zag het er prima uit. Twee punten die in het verleden netjes gelast zijn en verder was de Snoek helemaal 'hard', ook op de kritieke punten. Een combinatie van de motto's "ik ben gek als ik het niet doe" en "we zien wel weer waar het schip strandt", zorgde dat ik ter plekke een bod deed. De auto was eigenlijk al aan een DS-garage beloofd, maar na wat telefoontjes waarin ik het voorval uitlegde gunden zij mij de auto en ik hun de handel van de montage van een set nieuwe voorbanden. Dus vanaf nu in dit theater, mijn Citroën DSpécial van mei 1971 in de kleur Vert Charmille met een wit dak en een interieur van bruin Targa. Wordt vervolgd. Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit Na momenten van twijfel die ik snel wegdrukte was opeens, op een doordeweekse zaterdagochtend, de harde uitspraak daar: hij mag misschien maar eens naar iemand anders. Baf! Knal! Daar lag het, ik schrok er zelf van dat ik het gezegd had. Over wie hebben we het hier? Over mijn Break.
Mijn Grote Citroën staat voor de deur en moet altijd bedrijfsklaar zijn. Dat is de voorwaarde. Daarom laat ik 'm ook zo maniakaal onderhouden. Mijn Kleine Citroën (de 2cv) is een hobby-auto, daar rommel ik af en toe wat aan en soms staat 'ie een maand in mijn piepkleine schuurtje met de spatborden er af. Dat geeft niet. Bij de Grote kan dat niet, die staat buiten en moet het zoals gezegd altijd doen. In augustus stortregende het zowat de hele maand, ik reed rond in de Break met beslagen ramen en keek toe hoe hij altijd maar in de regen stond. Een triest beeld. Een grotere schuur waar 'ie zou passen zou ideaal zijn, maar daarvoor moeten we eigenlijk eerst een ander huis hebben. Toen kwam het idee dat het misschien tijd was voor een pauze want dit is niet de manier waarop ik geniet van zo'n mooie DS. Ik kreeg veel reacties en ook wel wat biedingen op de advertentie, maar er was niemand die écht voor de auto viel. Op de valreep voor de winterstalling kreeg ik een mailtje van mensen die eigenlijk al twee jaar mijn Break zochten. Hij zocht naar bouwjaar 1968 en zij wilde graag een zachtgele. Toen ze kwamen kijken zag ik het meteen, zij waren de mensen waar mijn Break op had gewacht. Ze snapten 'm en waren meteen net zo verliefd als ik drie jaar geleden. En zij hadden inderdaad die grote schuur waar 'ie fijn in kon staan. Dus mijn 1968 ID19 FA Break Ambulance mocht met hun mee. Toen ze de straat uit reden met mijn, nee hun Break was het wel even slikken… wat een ontzettend mooie auto is het toch. 10 jaar en 200.000 kilometer heb ik DS gereden. Eerst 7 jaar een DSuper5 en daarna 3 jaar de Break. Ik heb in die tijd ontzettend leuke mensen leren kennen die nu gelukkig ook heel goed reageren en zeggen dat als ik de DS mis, ik in hun auto mag meerijden. Ik blijf ook gewoon lid van de DS Club en als ik mijn grote schuur heb zal er weer een Snoek komen. Ik droom van een zeer oude en simpele ID19, eind vijftiger jaren. En daar mogen gebruikssporen aan zitten, een DS kan dat hebben want in welke verschijningsvorm ook, de DS blijft in mijn ogen de mooiste auto ooit! Alle lezers bedankt voor het volgen van mijn blog, graag tot ziens op de Route Nationale en als je ooit een beige 2cv6 of een donkergrijze Citroën C5 Break tegenkomt waarvan de bestuurder enthousiast op jouw oude auto reageert, zwaai je dan terug naar me? ;-) Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit Schreef ik laatst al over het vervangen van de benzinepomp in mijn eend, na een tijdje was het toch weer mis. De pomp pompte geen benzine meer naar de carburateur. Maar aan het pompje kon het niet meer liggen want die was nieuw. Bij inspectie van de benzineleiding kwam ik uit bij de tank waar een lekspoor zichtbaar was. Bovenop de tank loopt een stukje rubber leiding vanaf de vlotter, dat stukje rubber wil wel eens doorscheuren en dat was waarschijnlijk nu ook gebeurt.
Bij oudere eenden zit er een luikje in de bodem zodat je makkelijk bij de bovenkant van de benzinetank kunt. Bij moderne eenden is dat luikje er gek- en jammergenoeg niet meer, wat dus betekent dat de hele benzinetank onder de eend vandaan gesleuteld moet worden. Het is handig als de benzinetank leeg is ,maar aangezien ik die net had volgetankt moest er 20 liter brandstof overgeheveld worden. Daarvoor heb ik een handpomp, een 5-liter jerrycan en een dorstige ID19. Na drie keer op en neer lopen naar de ID was de tank leeg. Ik hield de laatste 5 liter in de jerrycan om die straks weer in de eend te kunnen doen. De benzinetank zit vast met vier bouten. Maar eerst moet de vulpijp die door het achterspatbord steekt verwijderd worden. Daarna kan de tank eronderuit, schoonmaken, leiding repareren, vlotter schoonmaken en terugmonteren met nieuwe pakking die grappig genoeg drie schroefgaatjes heeft, net zoals de velgen van de eend. Als de tank er uit is kun je een gedeelte van de bodem inspecteren waar je normaal gesproken niet bij kan, maar alles zag er nog prima uit. Alles weer monteren, benzine er in en starten. De hele operatie duurde een paar uurtjes. Het is en blijft Meccano. Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit De zomervakantiereis is voor een auto vaak een flinke beproeving. Vooral voor een klassieker. Om zoveel mogelijk pechgevallen uit te sluiten bezuinig ik niet op onderhoud en laat ook twijfelachtige onderdelen preventief vervangen aan mijn '68-er Citroën ID19 Break. Toch kan het dan nog voorkomen dat er iets mis gaat. Zo lukte het vorig jaar niet om met mijn Break op zomervakantie te gaan. 10 minuten na vertrek ging 'ie stuk, naar later bleek was de hydrauliekpomp kapot. We zijn omgedraaid en met de Alfa Romeo van mijn vrouw opnieuw vertrokken.
Omdat de Break dit voorjaar nogal geplaagd werd door pech (lekkages, kortsluiting, et cetera) was het vertrouwen in de Break niet echt denderend (dat is zeg maar nog een understatement…) en zouden we met de nieuwe Alfa gaan. Het lukte de garage echter niet om die op tijd af te leveren, dus de Break kreeg plots toch de taak om ons te vergezellen naar Zuidwest Frankrijk. En daarmee de kans om dit jaar te bewijzen dat het tóch een betrouwbare auto is. Hij had recent een grote beurt gehad, er zat net een nieuw stuurhuis in, een nieuw remcommando en een paar verse voorbanden. Dus hij was er technisch klaar voor. Optisch had ik er een nieuwe hemelbekleding in gezet en uiteraard heb ik de dag voor vertrek de hele auto mooi gepoetst. Als je zo'n mooie auto terug rijdt naar zijn geboorteland moet je wel een beetje je best doen om 'm ook te laten shinen, vind ik. Uiteindelijk hebben we 4.500 km gereden en met volle teugen genoten van de vakantie en ook van de Break. Hij heeft flink af moeten zien bij Limoges waar we drie kwartier in een zinderend hete file stapvoets bergop reden. De temperatuurmeter van de koelvloeistof in het rood, maar hij hield het waar diverse moderne auto's de file uitgingen met kokende motor. Op de terugweg hadden we veel meer extra kilo's bij ons, oa. zes dozen wijn, een groot emaille Peugeot reclamebord voor een vriend, twee oude serviezen, 200 ansichtkaarten (…) en een fiets maar ook tijdens die twee dagen flink rijden bleef alles heel. Ging er dan helemaal niets stuk? Jawel, het spruitstuk is gebarsten. Resultaat was bij elke koude start een sportief geluid, maar na een minuut werd het spruitstuk heet door materiaaluitzetting sloot de barst weer. Oplossing is om het spruitstuk te vervangen, maar die operatie is niet zonder risico. Als er een tapeind zou afbreken zou ik pas echt een probleem hebben. Na overleg met de garage hebben besloten om de sportieve start voor lief te nemen en de reparatie pas weer in Amsterdam bij de DS garage te laten doen. Volgens de monteur braken er inderdaad twee tapeinden tijdens demontage. Conclusie: mijn Break is een geweldige wagen en ondanks het akkefietje met het spruitstuk heeft hij het fantastisch gedaan. Het is een ideale reiswagen met een comfort dat nog steeds op ongelofelijk hoog niveau staat. Het is ook een werkpaard waar je ontzettend veel in (en op) kan meenemen. Maar boven alles vier je je vakantie in een ander tijdperk, het reizen met een klassieker door het buitenland laat je het land op een andere manier beleven. Je zit niet in een geluidsdichte, klimaatgecontroleerde bubble. Door het open raam voel je de zon op je arm, ruik je de velden die in bloei staan en hoor je de krekels tsjirpen in de berm. Maar dat is niet uniek voor de DS, dat is met elke klassieke auto zo. Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit Al sinds 2009 stond deze verroeste motorfiets bij mijn DS garage Auto Renaissance in Amsterdam. Hij stond er ook prima, in de hoek van de werkplaats tussen veel Snoeken. Heel soms (of nou ja, af en toe… OK best vaak eigenlijk) kom ik daar om mijn gele Break (zie elders op deze website) te laten repareren en telkens weer stond ik dan bij de motorfiets te kwijlen. Wat zou het zijn? Wat is 'ie mooi? Hoe oud? Waarom?
Omdat dat natuurlijk helemaal niet opviel kwam ik in gesprek met de eigenaar van de werkplaats die mij het verhaal van zijn motorfiets vertelde. Vijf jaar geleden hadden ze een tip gekregen van een boerenschuur in Avignon waarin zes DS'en en twee Panhards en één motorfiets stonden. De twee Panhards mochten niet verkocht worden, de delicate techniek en de eigenzinnige vormgeving, daar kon de boer geen afstand van doen. Die zes DS'en, dat vond hij maar traktortechniek en die mochten best aan die gekke Nederlanders verkocht worden. En als we toch aan het opruimen zijn mogen ze die oude motorfiets er ook wel bij hebben. Sprongetje in de tijd. Ik leer Jorn kennen, een liefhebber van oude Franse voertuigen met bijzondere vorm en techniek. Jorn rijdt in een prachtige oude Eend en heeft een Terrot motorfiets uit 1928 in zijn woonkamer staan. Gewoon omdat. En toen ik die motorfiets voor het eerst zag viel het kwartje. Hetzelfde merk als de verroeste motorfiets in de garage. Omdat mijn DS niet zo vaak stuk gaat was ik een week later weer eens bij de garage en hengelde ik eens voorzichtig naar wat de plannen voor die roestige Terrot waren. Blijkbaar op het goede moment want de eigenaar was net tot inzicht gekomen dat de geplande volledige restauratie van de Terrot er wegens tijdgebrek niet van zou komen. Ik heb toen gevraagd of ik het al eerste mocht weten als hij 'm weg zou doen. Ik had namelijk stiekum al plek gemaakt in mijn kantoor voor de Terrot. Tijdje later was het zo ver, ik moest maar eens langskomen om te kletsen. Toevallig had mijn DS net die dag een afspraak om gerepareerd te worden dus dat was handig combineren. Diezelfde middag stond de Terrot op een boedelbak richting kantoor. Daar staat hij nu mooi te zijn en af en toe ga ik er even op zitten. In gedachten heb ik al flink rondgescheurd op de N7 bij Avignon. Ondertussen kon Jorn aan de hand van het framenummer herleiden dat het een Terrot 250 OS is van bouwjaar 1929. Het idee is dat de Terrot uiteindelijk weer moet kunnen rijden. Het is tenslotte een vervoermiddel. Het uiterlijk moet zijn patina behouden, de techniek moet goed werken. Dat dat over een jaartje niet klaar is spreekt voor zich. Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit Een mooie lentezondag en een eend die niet start, da's géén combinatie. Laatst had ik er al een nieuwe brandstofpomp in gezet maar nu kwam er weer geen benzine in de carburateur. Lag het probleem verderop in de benzineleiding of misschien in de tank zelf?
Vriend Jorn's advies was om eerst te proberen of de pomp wel uit een jerrycan wilde opzuigen. Jerrycan werd wijnfles in dit geval, en het goede nieuws is dat de pomp zijn werk prima deed! Het slechte nieuws is dat het dan misschien het filter in de benzinetank verstopt zit. Daarvoor moet de tank onder de eend vandaan gesleuteld worden en dat is een lastige klus. Als ik heel erg veel geluk heb kan het ook nog de tankdop zijn die niet ontlucht. Dat is een makkelijke test en ik blijk enorm veel geluk te hebben. Wat ik ook veel heb zijn losse onderdelen en daar zit een goede andere tankdop bij. Maandag ben ik met de eend op en neer naar kantoor geweest, het oor verdacht op gekke plofjes en de neus gericht op gekke geurtjes anders dan het heerlijke muffe interieurluchtje dat eenden zo kenmerkt. Hij rijdt weer zoals het hoort: heerlijk en zonder problemen. Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit Bij een aantal mensen die zich hebben gespecialiseerd in het opsnorren van onderdelen voor oudere Citroëns had ik mijn vraag uitgezet voor een set strapontins. Jullie weten wel, die gekke klapstoeltjes die achterin sommige uitvoeringen van een ID Break zitten. Mijn Break heeft ze niet (omdat het een Ambulance is geweest) maar ik wil ze er wel graag in. Ik kreeg van één van de specialisten een tip over een set die net op marktplaats verschenen was. En de aanbieder heet Daniël en hij woont in een dorp vlakbij mij. ’s Ochtends gemailed, ’s middags gehaald. Zo mooi kan het zijn. Nog mooier werd het toen bleek dat hij ook nog een goed bekledingspaneel voor de rechter voordeur had. Missie dubbel geslaagd dus!
Bijgaande foto’s geven een sfeerimpressie van ander moois wat ik daar tegen kwam. Een pracht van een Panhard Dyna, een Citroën HZ en her en der wat snoeken. Wat heerlijk dat dit zo nog bestaat, Franse sloperijromantiek in de polder. Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit Nu de gele Break in de winterstalling staat verschuift de aandacht voor autoklusjes naar mijn eend. Dit jaar had ik bedacht dat ik iets aan de stand van de koplampen wilde veranderen. De ingreep is puur esthetisch want het enige wat ik wil is ze iets verder naar binnen plaatsen, dichter tegen de motorkap aan. Net zoals bij de oude eendjes. Eendelijke geschiedsvervalsing plegen is vragen om ethische problemen. Voor puristen is elke wijziging in het origineel een gruwel. Ik ben niet zo'n purist maar ik probeer de aanpassingen die ik doe wel subtiel te houden. Voor mij persoonlijk dus wel een smallere koplampsteun, maar niet de oude koplampen met lichtverklikkertjes op de bovenkant. Wel het oude grilletje met de grote chevrons, maar niet een jaren '50 ribbelkap.
Bij de eend zijn de koplampen bevestigd op een steun die onder de motorkap doorloopt. Toen Citroën in 1974 besloot dat er op sommige uitvoeringen van de eend rechthoekige koplampen moesten komen, moest de koplampsteun aan beide kanten 40 mm breder worden gemaakt. Anders paste de rechthoekige koplampen niet, die zijn namelijk breder dan de ronde. De eenden met ronde koplampen kregen vanaf toen ook standaard de bredere koplampsteun wat resulteerde in dat de ronde koplampen wat verder uit elkaar kwamen te staan. Zo ook bij mijn 2cv6, die in mei 1981 uit de fabriek in Parijs kwam. En er is niks mis met de brede koplampsteun, net zoals er helemaal niks mis is met rechthoekige koplampen op een eend. Maar bij het bestuderen van foto's van jaren '60 eenden kwam ik telkens weer tot de conclusie dat ronde koplampen zo dicht tegen de motorkap eigenlijk zoveel mooier zijn. De aanblik van voren wordt strakker. De spatborden lijken breder en de snuit lijkt smaller. Het klopt beter. Dat wilde ik graag op mijn eend ook zo. Smalle koplampsteunen worden niet vaak aangeboden en aangezien mijn brede steun nog prima was heb ik besloten om die in te laten korten. Het demonteren is een fijn uurtje sleutelen en de steun staat naast de eend. Eendengarage Sander Aalderink heeft het slijp- en laswerk gedaan en afgesproken was dat ik de ingekorte steun zelf zou lakken. Twee lagen primer en drie lagen Gris Rosé en het zag er weer mooi uit. het monteren deed ik ook fluitend en de eerste keer de motorkap voorzichtig (want hij gaat nu vlak langs de koplampen) dichtdoen was een klein feestje. Wat mooi, precies zoals ik het eigenlijk al 23 jaar wilde. Kees-Jan Smit © Kees-Jan Smit Via de oproep van meneer Route Nationale zelf om de geschiedenis van zijn Peugeot 204 te achterhalen, herinnerde ik me de brief die ik ooit kreeg van de vorige eigenaresse van mijn Eend.
De Eend heeft voor mij twee eigenaressen gehad, twee zussen. De eerste (mevrouw Makkes van der Deijl) kocht de Eend in 1981 nieuw bij Citroëndealer Hoogeveen in Haarlem en zij heeft 'm vijf jaar gehad. Meteen werd er een extra 'bagagekontje' (een accessoire destijds, een plastic bak die aan de kofferruimte kon worden geschroefd zodat er meer bagage meegenomen kon worden) bij besteld want de familie hield erg van reizen en kamperen. Bij de brief zitten een paar kopiën van vakantiefoto's met de eend waarop het bagagebakje goed te zien is. 1981 naar Tsjechoslowakije, 1984 naar Carcassonne en de Spaanse Pyreneeën. Ze schreven me nog dat in deze eerste vijf jaar het dak twee keer was opengesneden en dat de Eend een keer gestolen is (en gelukkig weer snel teruggevonden in Amsterdam). In 1986 ging de auto door naar Elvira van Dijk uit Laren, de zus van de eerste eigenaresse. Haar dochter schreef mij enkele herinneringen die zij nog had aan de Eend. Over het zwarte skai op de bankjes dat 's zomers zo heet werd dat het pijn deed aan je blote benen, over het grappige pookje met het zwarte bolletje om mee te schakelen en over het linker klapraampje dat niet goed sloot en dus om de haverklap openwaaide. Bij deze zus was de Eend drie jaar, zij ruilde 'm in '89 in bij Citroëndealer Dereumaux in Waalre voor een knalblauwe AX waar ze ten tijde van het schrijven van de brief (1996) nog steeds mee reed. In 1989 kreeg ik de Eend van mijn ouders als eerste auto en zoals bekend heb ik 'm nog steeds. Kees-Jan Smit |
BlogsBelevenissen met de Franse klassieker, ontmoetingen met liefhebbers, restauratie-projecten en trouvailles langs de route. Index
All
Archives
April 2020
|
|
© www.routenationale.com 2010-2017
|